Droom I

Er woonde eens, lang geleden, in een ver, heel ver land een heel schone jonge prinses. Alles wat haar hartje begeerde had zij. Macht, geld, vrienden en een fijne werkkring. Zwemmen kon zij in haar eigen zwembad, golfen op haar eigen golfbaan. Aerobicen hoefde ze niet, want ze was begenadigd geboren, zoals dat heet, en bovendien ook nog eens behept met een prachtig stel hersenen. Een ding echter bleef buiten haar bereik: ooit nog eens wilde ze als een soort vrouwelijke McCloud over het strand kunnen galopperen om in nood zijnde kindertjes te verlossen van opgeschoten tieners die in opgevoerde Peugeotjes aan het rondcrossen zijn.
s ‘Nachts droomde ze ervan: haar haren wapperend in de wind, de zoute schuimfladders opspattend onder de denderende hoeven, tussen neus en lippen door nog even het
“gooi-een-lasso-om-een-kalf-en-wie-bindt-z’n-poten-het-snelst-bij-elkaar” wereldrecord brekend…
Zucht…
Helaas was het haar tot op heden nog niet gelukt om langer dan vijf seconden op een paard te blijven zitten. Dus om nou te zeggen dat ze gelukkig was, nou nee. Tevreden was ze wel, maar zoals het een goed prinses betaamt nam ze daar geen genoegen mee. Gelukkig had ze al wel bedacht dat het mogelijk moest zijn om iemand zover te krijgen dat hij al zijn capaciteiten aan zou kunnen wenden om het haar te leren. Ze nam een beroemd reclamebureau in de arm en niet veel later kon men in het hele land, en op de kabel, mits afgestemd op Classic-FM, de blijde boodschap horen dat degene die de prinses kon leren paardrijden als beloning haar hand zou krijgen, wat er dus waarschijnlijk op neer zou komen dat zij met een cowboy uit het verre oosten zou trouwen, maar a la.
Mannen van allerlei pluimage, en enkele potige vrouwen ook, kwamen af op deze bijzondere boodschap. Men zag zichzelf wel in de rol van koning.
De prinses, blij met zoveel belangstelling, liet een groot pand bouwen om al deze gretige mensen te kunnen huisvesten, en ging vervolgens aan het werk. Een voor een mochten zij het proberen, en een voor een zagen deze dappere mannen, en enkele vrouwen trouwens, zich genoodzaakt het te moeten opgeven. Normaal gesproken gaf de prinses niet zo gauw op, maar na enkele maanden alleen teleurstellingen te hebben moeten verwerken gaf ook zij de moed op. Het grote nieuwe gebouw dat zij had laten bouwen raakte al maar leger en leger. Juist zou zij een boodschapper sturen om het gebouw te laten sluiten, toen zich alsnog een reiziger meldde. Gezien zijn kleding, lange stoffige jas en korte leren broek, leek hij van ver te komen. Vriendelijk, doch dringend, vroeg hij de prinses te spreken, omdat hij waarschijnlijk een oplossing voor haar probleem wist. In tegenstelling tot zijn voorgangers nam hij de prinses niet meteen mee naar de stal, maar stelde hij haar een vraag: “Wat, mijn lieve prinses, als het u gelukt om paard te leren rijden?”
“Dan heb ik niets te wensen meer over, en zal ik gelukkig zijn”, antwoordde de prinses.
“Maar waar moet u dan s ‘nachts van dromen?”
Verbijsterd door zoveel inzicht, en ook wel enigszins geïmponeerd door zijn Arnold Schwarzenegger -achtige bouw, vroeg zij hem ten huwelijk.
Natuurlijk leefden zij nog lang en gelukkig. Paardrijden heeft ze nooit meer geleerd, en al hun drie kinderen kregen op hun tiende verjaardag een hobbelpaard waarvan de poten gegoten waren in een minstens honderd kilo wegend blok beton.