Etude in Bes klein

Proestend en happend naar adem kwam ik boven. De zware winterkleding die ik droeg had zich inmiddels volgezogen met water en maakte het zwemmen er niet makkelijker op. Ik nam een diepe teug lucht en begon aan mijn volgende poging. Op het punt waar ik aan het zoeken was, was het water ongeveer 7 meter diep. Mijn gedachten dwaalden af naar twee dagen geleden, in mijn beleving kon het net zo goed vorig jaar zijn geweest, of een andere eeuw, sterker nog: een ander millennium, zolang geleden leek het alweer. We waren met het Groot Nederlands Filharmonisch Concertorkest op tournee door Polen. Tot twee dagen geleden ging alles van een leien dakje. ‘s Middags oefenen, dan dineren, ‘s avonds optreden, daarna in de plaatselijke kroeg met een stel collega-trombonisten flink dronken worden en de volgende ochtend laat wakker worden in het lokale “drie” sterren hotel, met naast mij al of niet een plaatselijke blondine of brunette.
Twee dagen geleden had ik weer een fantastische nacht. Ik sliep in het Europejski Hotel, aan de Krakowskie promenade in Warschau. Toen ik wakker werd, herinnerde ik mij haar zwoele, Poolse accent en haar lange donkere haren. De lichaamsgeur van Nadja hing nog als een vage, mistige deken om mij heen. Zij zelf was verdwenen, evenals het geld uit mijn portemonnee en mijn trombone. Met het verdwenen geld kon ik nog wel leven, zoveel Poolse flippo’s zaten er niet in, maar het verdwijnen van mijn trombone was een regelrechte ramp.
Dat zij weg was had ik al vrij snel door, maar ik kwam pas achter de verdwijning van mijn trombone nadat ik gedoucht en ontbeten had. In mijn naïviteit was ik ervan uitgegaan dat ik met mijn charmes alleen integere jongedames aan zou trekken. Ik kon me gewoonweg niet indenken dat zo’n prachtige jongedame niet om mijn persoontje een nacht met me wilde doorbrengen maar slechts uit was op persoonlijk gewin: mijn geld en mijn kostbaarste bezit. Het was dan ook niet zomaar een trombone, maar een originele Pfretzschner. Ongeveer 30 jaar oud en ik was pas de tweede eigenaar. Toen we, ruim drie jaar geleden, op tournee waren in Amerika heb ik hem met veel moeite los kunnen peuteren van Bill Watrous. Ik was nog nooit zo gek met een instrument en ik was wanhopig. Normaal gesproken beschouw ik mijzelf als een evenwichtige jongeman die niet snel van zijn stuk te brengen is, maar dit sloeg alles. Ik meldde me ziek en ging naar haar op zoek. Waar ik moest beginnen wist ik niet dus begon ik mijn zoektocht maar vanaf de dertigste verdieping van het hoogste gebouw van Warschau, het Paleis van Cultuur en Wetenschap. Vanaf hier had ik een prachtig uitzicht op de stad maar oog voor de schoonheid en pracht van deze oude stad had ik niet.
Mijn zoektocht leidde me onder andere door de botanische tuinen van het Lazienki. Ik probeerde stelselmatig mijn zoektocht aan te pakken, door vanuit het centrum te beginnen en dan in steeds groter wordende cirkels de stad te doorzoeken. Elke kroeg, elke steeg en bijna elk winkeltje ging ik binnen. ‘s Nachts kon ik niet slapen en bleef ik zoeken.
Na twee dagen zoeken in de stad, waar ook Fryderyk Chopin zijn kinderjaren en jeugd doorgebracht heeft, stond ik wat verdwaasd op het plein van de Maria Magdalena kerk een sigaretje te roken, terwijl ik uitkeek over de rustig voortkabbelende Vistula. Ik stond tegen een muurtje geleund en had zo een goed zicht op de kade, ruim drie meter onder mij. Ik had net besloten mijn zoektocht maar te staken, toen ik in de verte een bos golvend, bruin haar mijn kant op zag komen lopen. In eerste instantie drong het niet eens tot me door, maar haar sensuele manier van voortbewegen deed een belletje in mijn hoofd rinkelen. Ik bedacht me geen moment, gooide de sigaret weg en rende in de richting van de stenen trap naar de kade, die ik met drie treden tegelijk afstormde. Bijna ramde ik een oud vrouwtje vol in haar maag, maar een snelle beweging naar links voorkwam een gebroken heup en opname in het ziekenhuis. Onderaan de trap stond ik oog in oog met Nadja. Slechts een klein moment, dat wel een eeuwigheid leek, stond ik als bevroren naar haar te kijken. Toen ze me in de gaten kreeg vloog ik op haar af. Heel even aarzelde ze en het leek alsof ze zich om wilde draaien om heel hard weg te rennen. Ze bleef echter staan.
Nog 30 meter, nog 20 … Wild keek ze om zich heen, op zoek naar een uitweg. Nog 10 meter… Met een grote boog verdween mijn trombone in het kabbelende water van de Vistula. Toen ik zag wat ze van plan was, riep ik nog “Nee, niet doen”, maar ja, ze verstond natuurlijk geen Nederlands. Hijgend kwam ik naast haar tot stilstand en ze keek me aan met zo’n blik van: “En wat wou je nou nog doen dan?”. Ik bedacht me slechts heel even en verwonderde me over de onvoorstelbare aantrekkingskracht die ze zelfs nu nog op me uitoefende en sprong in het koude water, waar even tevoren de trombone in verdwenen was.
Mijn longen barstten bijna uit elkaar en met mijn ogen wijd open probeerde ik iets te onderscheiden in het troebele water. Met mijn handen woelde ik door de drabbig aanvoelende bodem, op zoek naar mijn trombone. Langzaamaan werd het zwart voor mijn ogen en voordat ik goed en wel opnieuw naar boven kon zwemmen, verloor ik mijn bewustzijn. Tsja, het leven van een trombonist gaat nou eenmaal niet over rozen.
Met een schok werd ik wakker. Ik lag gewoon in mijn, veel te harde, hotelbed. Ik keek naast me en zag dat Nadja nog niet wakker was. Ik glimlachte, bestelde koffie met broodjes bij de roomservice en ging me douchen. Hoe raar kan een mens dromen… Ik droogde me af, inwendig had ik nog steeds pret om de rare droom die ik had gehad, trok mijn gele badjas aan, die vorig jaar in het kerstpakket zat, en liep mijn slaapkamer in. Het bed was leeg, Nadja lag er niet. Een akelig gevoel begon zich van mij meester te maken. Langzaam draaide ik me om en keek naar de hoek waar ik de avond ervoor mijn trombone had weggezet…