Zondag

Niet zo heel lang geleden, op een Zondag in maart om heel precies te zijn, werd ik er voor het eerst mee geconfronteerd. Toen wist ik dat nog niet, nu weet ik wel beter. Eigenlijk zou ik het ook geen confrontatie willen noemen, eerder pikte ik er die dag voor het eerst een glimpje van mee. Het is nou eenmaal meestal zo dat je achteraf de dingen pas kunt benoemen waarvan je vooraf het bestaan nog niet wist. Neem nou de geboorte van een kind. Vaak zijn de ouders van dit nieuwe wezentje al maanden van tevoren, soms zelfs al voordat ze hem of haar gemaakt hebben, al bezig met het bedenken van een naam voor hun nakomeling to be. Toch valt vaak de definitieve beslissing over hoe het zal gaan heten pas als het goed en wel en voor het eerst in de armen, of op de buik, van de kersverse moeder ligt.
Maar, laat ik bij het begin beginnen.
Die zondag zat ik, zoals elke zondag trouwens, in mijn favoriete kroeg de Zaterdag bijlagen van “de Volkskrant” die daar dan nog altijd op de leestafel ligt, door te worstelen. Geheel en al volgens traditie, gewoonte dieren als wij mensen nou eenmaal zijn. Al lezende probeerde ik bedachtzaam door mijn cappuccino te roeren. Ik was een artikel aan het lezen, over een of andere noviteit op het gebied van gekloonde fruitvliegjes, waarvan ik mij kon herinneren dat ik het drie maanden geleden in een iets andere vorm ook al in “Science” had gelezen, toen mijn aandacht werd afgeleid door een abrupte beweging die ik nog net met een hoekje van mijn ogen op kon vangen. Ik zat op dat moment aan een van de hoofdeinden van de leestafel. Links van mij, op de stoel waar ik normaal gesproken placht plaats te nemen, had de fox terriër van mijn overbuurvrouw zich genesteld. Mijn overbuurvrouw kende ik niet en gezien de lucht die haar keffertje verspreidde en de manier waarop ze naar me keek toen ik binnenkwam, was ik ook niet van zins haar te leren kennen. Logisch ook dat ik haar niet kende, was het een van de stamgasten geweest, dan was die stoel in de eerste plaats al niet bezet geweest en was mijn aandacht niet afgeleid geweest door de abrupte beweging die ik, inderdaad, in mijn linker ooghoek opving.
Ik stopte met het aandachtig lezen van het artikel, ik kende de inhoud immers al, en hield op met roeren. Ik wilde naar links kijken, om degene die de abrupte beweging veroorzaakte aan een nader onderzoek te onderwerpen, toen het me overkwam. Voordat ik me er echter bewust van kon zijn wat me nou precies overkwam, zwaaide er niet alleen maar een arm in mijn ooghoek rond, maar een complete barkruk, die op het hoofd van Kees probeerde neer te dalen. Kees is, inmiddels was, een van de stamgasten die op de Zondag, tegen de tijd dat ik bijna over mijn eerste pilsje begon na te denken, al een hele liter jenever achter de kiezen had. Meestal deed hij dat niet alleen op Zondag, maar ook op Maandag tot en met Zaterdag.
Zo’n vijf weken geleden hebben we met alle stamgasten, ter ere van wijlen Kees, nog een neutje genomen. Wijlen Kees, die met zijn te grote bek, zijn te kleine hartje en zijn verrotte lever altijd wel met iemand in de clinch lag. Zo ook nu weer.
Voordat de man, die het andere einde van de barkruk welke niet op Kees’ hoofd was beland vast had, voor de tweede keer toe kon slaan was onze barkeeper, dappere held, al over de bar heen gesprongen en was ik te geschrokken om stil te staan bij dat wat me was overkomen.
Zo’n drie weken later overkwam het me voor de tweede keer. Wederom zat ik in mijn favoriete kroeg, nu op mijn “eigen” plekje. Ik zat de Zaterdag bijlagen van de krant van gisteren door te lezen. Om de paar slokken sloeg ik een bladzijde om en af toe roerde ik bedachtzaam door mijn koffie. Ik stond op het punt het katern met de wetenschapsbijlage open te slaan toen mij een akelig gevoel van déjà vu overviel. Nou, eigenlijk overviel het me niet, maar kwam het meer langzaam aansluipen. Zo’n gevoel waarbij je je eerst lichtelijk onbehaaglijk voelt, langzaam aan gaan dan wat haartjes in je nek overeind staan, beginnen er wat kriebels over je rug te lopen en niet lang daarna voel je je alsof je op het punt staat een moord te moeten plegen of dat je zelf binnen nu en zeer binnenkort het haasje bent. Langzaam en quasi nonchalant keek ik op, mijn blik verplaatste zich langzaam van mijn krant in de richting van mijn kopje, waar het vervolgens bleef rusten. Ik probeerde mijn blik los te weken van het kopje, maar op een schier onnavolgbare wijze hield de dans der cappuccino bellen die ze in mijn koffie leken op te voeren mijn blik gevangen.
Net nog had ik in mijn koffie zitten roeren, de bellen dreven nog wat rond, in wat een oneindige vicieuze file leek, elkaar zoekend, elkaar beroerend, zonder kwetsend te zijn. Zo af en toe ging een van de bellen in een oorverdovende stilte op in zijn omgeving, waarbij ze de suggestie van een mini explosie wekte. Elke mini explosie voelde aan alsof de schokgolf ervan zich via mijn ogen mijn hoofd binnendrong om, naarmate hij zich meer naar achteren verplaatste, steeds meer aan kracht begon te winnen, om tenslotte mijn hoofd aan de achterzijde weer te verlaten. Ik begon iets te begrijpen van hoe het moet voelen om van een kind te bevallen. Een vrijwillig gedeëmancipeerde vriendin van me vertelde me eens hoe jaloers ze was op ons mannen. Wij hadden alleen de lusten en niet de lasten te dragen van het ouderschap, wij hoefden niet negen maanden aan een “erfelijke” geslachtsziekte te lijden, een ziekte waarvan de symptomen varieerden van wagenziekte na een keer te veel “Space Mountain” tot het aanvoelen van je rug alsof je drie dagen in de tuin hebt staan spitten. Oh, oh, oh, wat prees zij ons gelukkig en wat had ze een medelijden met zichzelf. Inmiddels is ze zwanger van haar zesde. Ach, denk ik weleens, zoveel verschil zit er niet tussen bloedbroeders en broedmoeders.
Het exploderen van de cappuccino bellen in mijn hoofd werd inmiddels langzaam minder, omdat zij plaats moesten maken voor een andersoortig knappen. Mijn aandacht werd getrokken door het tikken van de secondewijzer van mijn horloge, of eigenlijk door het schijnbare ontbreken ervan. Mijn blik verplaatste zich nu naar de secondeplaat van mijn uurwerkje. Tot nu toe was het mij niet opgevallen dat ook digitale horloges, op de maat van het verspringen van de secondewijzer, een tikkend geluid voort kunnen brengen. Ik had altijd aangenomen dat een secondewijzer een maal per seconde verspringt. Rationeel gesproken moet de tijd tussen twee tikken dus precies een seconde zijn, afhankelijk van de kwaliteit van het horloge natuurlijk. Nu leek het echter wel een volle minuut te duren. Daar kwam bij dat de tik van de secondewijzer zich op eenzelfde manier door mijn hoofd leek te verplaatsen als het knappen van de cappuccino bellen. Vlak na een tik kondigde de voorbereiding op de volgende verplaatsing zich aan doordat een zacht ruisen, als het ruisen van de golven, hoorbaar werd. Niet lang daarna kwam daar een brom bij, deze brom zwol langzaam steeds meer en meer aan en ondertussen veranderde het ruisen in knetteren, het knetteren dat je ook wel eens op oudejaarsavond kunt beluisteren, als duizend mensen tegelijk een sterretje staan te branden. Was het brommen en knetteren aangezwollen tot een nivo van bijna oorverdovend, dan verdween het in een zucht. Een fractie van een seconde was het stil. In deze stilte zag ik dat de secondewijzer zich langzaam verplaatste, onderweg naar zijn nieuwe bestemming. Daar aangekomen ging het abrupte stoppen van de secondewijzer gepaard met een wel oorverdovende donderslag. Met het natrillen van de wijzer verdween ook de echo van deze donderslag. Vier van deze donderslagen en enkele minuten later was het plotseling weer voorbij en was het me weer eens overkomen.
Sindsdien is het me wel vaker overkomen, en het heeft er alle schijn van dat het een voorkeur heeft voor de Zondag. Ik slaap er niet minder om en ook word ik er niet gek van, wel denk ik elke Zaterdag, vlak voordat ik in mijn bed stap om te gaan slapen: Wordt het morgen weer Zondag, of wordt het morgen weer Zo’n dag?